-
61 stikken
1 [sterven door ademgebrek] étouffer2 [in overvloed hebben] avoir en surabondance♦voorbeelden:1 in iets stikken • s'étouffer en mangeant qc.hij stikte bijna in zijn woorden • sa voix s'étrangla¶ je kunt voor mijn part stikken!, stik jij toch! • va te faire foutre!iemand laten stikken • laisser tomber qn.stikken van de warmte • crever de chaleurhet stikt hier van de restaurantjes • il y a plein de petits restaurants dans le coinhet stikt hier van de muggen • les moustiques pullulent par ici→ link=moord moord1 [naaien zonder tussenruimte] piquer -
62 aaneensluiten
I 〈wederkerend werkwoord; zich aaneensluiten〉1 [verbond sluiten] s'unir1 [strak tegen elkaar aan komen] être bien joints1 [strak tegen elkaar aanleggen] ajuster -
63 aansluiten
1 [verbinden] relier (à)♦voorbeelden:verkeerd aangesloten zijn • ne pas avoir obtenu le bon numérou bent verkeerd aangesloten • vous vous trompez de numéro1 [passen] correspondre♦voorbeelden:deze treinen sluiten op elkaar aan • il y a une correspondance entre ces trains¶ wilt u daar aansluiten? • voulez-vous prendre votre place dans la queue?III 〈wederkerend werkwoord; zich aansluiten〉1 [zich voegen in, bij] se joindre (à)2 [partij, standpunt kiezen] adhérer (à)♦voorbeelden: -
64 aantikken
2 [tikken aan] frapper (à)♦voorbeelden:1 dat tikt lekker aan • cela finit par atteindre une jolie somme; 〈 figuurlijk〉 cela finit par avoir une influence considérable1 [even aanraken] toucher♦voorbeelden: -
65 aantrekken
1 [naar zich toetrekken; bekoren] attirer2 [vaster doen sluiten] serrer4 [m.b.t. kleren] mettre♦voorbeelden:zich aangetrokken voelen door, tot iemand of iets • être attiré par qn. ou qc.→ link=buikriem buikriemeen knoop aantrekken • serrer un noeudII 〈wederkerend werkwoord; zich aantrekken〉1 [grote aandacht schenken aan] se soucier de♦voorbeelden:zich verwijten aantrekken • prendre des reproches au sérieuxzich niets aantrekken van • se moquer de1 [in een richting gaan] se diriger (vers)2 [bijtrekken] revenir à la normale♦voorbeelden:de prijzen trekken aan • les prix se stabilisent -
66 aborteren
1 [een zwangerschap onderbreken] pratiquer un avortement sur♦voorbeelden:1 [een miskraam hebben] faire une fausse couche -
67 afgeven
1 [kleurstof loslaten] déteindre (sur)2 [+ op][bekritiseren] critiquer (qn., qc.)II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [overhandigen] remettre2 [als bevoegde uitreiken] délivrer♦voorbeelden:een brief afgeven • remettre une lettreIII 〈wederkerend werkwoord; zich afgeven〉 -
68 afrukken
1 [met een ruk lostrekken] arracher♦voorbeelden:1 [zich verwijderen] se retirer♦voorbeelden:III 〈wederkerend werkwoord; zich afrukken〉1 [zich aftrekken] se branler -
69 afstompen
♦voorbeelden:het verdriet heeft zijn geest afgestompt • le chagrin l'a rendu insensible1 [minder ontvankelijk worden voor emoties] se dessécher2 [minder scherp worden] s'émousser♦voorbeelden: -
70 aftellen
1 compter♦voorbeelden:geld aftellen • compter de l'argentaan het aftellen zijn • compter les jours avant l'accouchementhet aftellen is onderbroken • on a interrompu le compte à rebours1 [kinderen] réciter une comptine -
71 baden
1 [een bad nemen] prendre un bain2 [+ in][m.b.t. lichaamsvocht] baigner (dans)3 [+ in][geheel gehuld zijn in] baigner (dans)4 [+ in][een overvloed bezitten van] nager (dans)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [een bad geven] baignerIII 〈wederkerend werkwoord; zich baden〉1 [zich koesteren] nager (dans)♦voorbeelden: -
72 beginnen
1 [starten, openen] commencer♦voorbeelden:een winkel beginnen • ouvrir un magasinde les beginnen met een overhoring • commencer la leçon par une interrogation¶ wat moet ik met hem beginnen? • je ne sais pas quoi en faire!begin er niet aan! • laisse tomber!1 [algemeen] commencer2 [+ over][gaan praten] commencer à parler (de)♦voorbeelden:dat begint goed! • cela s'annonce bien! 〈 ook ironisch〉opnieuw beginnen • recommenceraan iets nieuws beginnen • se mettre à autre chosemet iets beginnen • 〈 iets eerst doen〉 commencer par qc., commencer par faire qc.; 〈 begin maken met iets〉 commencer qc., commencer à faire qc.laat ik beginnen met iedereen welkom te heten • tout d'abord, je voudrais souhaiter la bienvenue à toushet begint te lijken • cela commence à prendre formeover politiek beginnen • commencer à parler politiqueals je zó begint … • si tu le prends comme ça …voor zichzelf beginnen • se mettre à son compte→ link=bezinnen bezinnen -
73 bekeren
bekeren11 disputer une coupe, un match de coupe————————bekeren21 [tot een (andere) godsdienst, andere inzichten brengen] convertir (à)II 〈wederkerend werkwoord; zich bekeren〉1 [tot een (andere) godsdienst, andere inzichten komen] se convertir (à) -
74 beteren
beteren1 [beter worden] aller mieux♦voorbeelden:II 〈wederkerend werkwoord; zich beteren〉1 [zich beter gaan gedragen] s'améliorer -
75 bewegen
1 [algemeen] bouger2 [m.b.t. werktuigen] actionner3 [ontroeren] émouvoir4 [overhalen, aanzetten] pousser (à)♦voorbeelden:1 kun je je arm bewegen? • peux-tu bouger le bras?geen blad bewoog • il n'y avait pas un soufflede foto is bewogen • la photo est flouekijk, het beweegt • regarde, ça bouge→ link=hemel hemelII 〈wederkerend werkwoord; zich bewegen〉1 [in beweging zijn, komen] bouger2 [omgang hebben met] fréquenter♦voorbeelden:hij heeft zich veel in die kringen bewogen • il a beaucoup fréquenté ces milieux -
76 bijverdienen
1 [extra verdienen] gagner en plus1 [een extra inkomen inbrengen] apporter un salaire d'appoint -
77 binden
3 [boekwezen] relier♦voorbeelden:hij weet zijn personeel aan zich te binden • il sait s'attacher son personnelII 〈wederkerend werkwoord; zich binden〉1 [dik worden] épaissir2 [figuurlijk][een band smeden] créer un lien -
78 bliksemen
1 [vuur schieten] fulgurer2 [vallen] dégringoler3 [voorbij flitsen] passer comme un éclair♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [gooien] flanquer♦voorbeelden:1 iemand eruit bliksemen • flanquer qn. à la porte1 [lichten] faire des éclairs -
79 bomen
1 [praten] tailler une bavette1 [met een vaarboom voortduwen] faire avancer à l'aide d'une perche -
80 bouwen
1 [construeren] bâtir♦voorbeelden:huizen bouwen • bâtir des maisonsde vogels bouwen nesten • les oiseaux font des nidskeurige zinnen bouwen • construire des phrases correctesmen heeft aan het stadhuis verscheidene jaren gebouwd • la construction de l'hôtel de ville a duré plusieurs annéeseen theorie op iets bouwen • baser une théorie sur qc.van steen bouwen • construire en pierre1 [+ op][zich verlaten op] compter (sur)
Перевод: с нидерландского на французский
с французского на нидерландский- С французского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Французский
overgankelijk werkwoord
Страницы